Laden...
Nieuws2018-05-01T14:11:38+00:00

Nieuws

Houd deze pagina in de gaten voor het laatste nieuws en onze inloopspreekuren.

Motiveringsvereiste concurrentie- en relatiebeding

Een concurrentie- en een relatiebeding in een arbeidsovereenkomst moeten schriftelijk zijn vastgelegd om geldig te zijn. Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 januari 2015 geldt naast het schriftelijkheidsvereiste ook een motiveringsvereiste voor deze bedingen in arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De werkgever moet schriftelijk motiveren dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Dit vereiste geldt niet voor arbeidsovereenkomsten die voor 1 januari 2015 zijn overeengekomen. Volgens vaste jurisprudentie is een eenmaal in een contract voor bepaalde tijd overeengekomen concurrentie- en/of relatiebeding ook geldig voor opeenvolgende verlengingen die onder gelijkblijvende voorwaarden zijn gesloten. 

De vraag in een procedure bij de kantonrechter was of de werkgever bij de verlenging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na 1 januari 2015 aan het motiveringsvereiste had moeten voldoen. 

De kantonrechter merkte de verlengde arbeidsovereenkomst aan als een nieuwe overeenkomst. De eerdere overeenkomsten voor bepaalde tijd waren van rechtswege geëindigd. Dit zou betekenen dat vanaf de verlenging in 2015 niet langer een concurrentie- en relatiebeding tussen partijen bestond. 

De van toepassing zijnde cao bepaalde echter dat zodra een keten van maximaal drie opeenvolgende arbeidsovereenkomsten langer heeft geduurd dan 24 maanden er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat. In dit geval betrof het derde arbeidsovereenkomst op rij, na twee eerdere arbeidsovereenkomsten voor de duur van een jaar. Tussen partijen bestond dus een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt het motiveringsvereiste niet. Dat betekent dat de werknemer na zijn opzegging was gebonden aan het schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding en relatiebeding.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBMNE20201199, 7302109 / LC EXPL 18-3304 | 09-04-2020
april 9th, 2020|

Aanvulling en uitbreiding coronamaatregelen

Het kabinet heeft het pakket maatregelen ter bestrijding van de coronacrisis uitgebreid en aangevuld met enkele nieuwe maatregelen.

TOGS

De Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS) is uitgebreid met een aantal sectoren. De TOGS is een belastingvrije gift van € 4.000 netto voor ondernemers. In eerste instantie bestond de doelgroep uit bedrijven die gedwongen waren tot sluiting en bedrijven die werden getroffen door het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen of door het negatieve reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De regeling is uitgebreid met winkels die openbleven maar hun omzet zagen teruglopen door het wegblijven van klanten. Daar komen nu bij exploitanten van kampeerterreinen, uitbaters van monumentale panden, taxivervoerders, dierentuinen en fysiotherapeuten. Ook zorgaanbieders komen in aanmerking voor de regeling. Omdat voor deze sector andere regelingen in werking zijn gesteld, moeten zorgaanbieders een verklaring verstrekken waaruit blijkt in hoeverre de omzetuitval en personeelskosten op andere wijze vergoed zijn. De volledige lijst met SBI-codes wordt gepubliceerd op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). Aanvragen van aanvullende sectoren kunnen vanaf woensdag 15 april 2020 ingediend worden.

Toelichting vestigingsvereiste
De regeling is bedoeld als tegemoetkoming in andere vaste lasten dan personeelslasten. Daarom is deze gericht op ondernemers die elders zijn gevestigd dan op het eigen woonadres. In sommige sectoren is sprake van significante bedrijvigheid vanuit de eigen woning. Om ook deze ondernemers met omvangrijke periodieke vaste lasten in aanmerking te laten komen voor de TOGS wordt van hen een aanvullende verklaring gevraagd, waaruit de omvang van de bedrijfsactiviteiten blijkt. Dat geldt niet voor sectoren waarvan kenmerkend is dat ondernemers een fysieke inrichting of fysieke productiemiddelen hebben buiten de woning, ondanks dat de onderneming is ingeschreven op het huisadres van de ondernemer. Voorbeelden zijn auto- en motorrijschoolhouders. Voor deze groep is een aanvullende verklaring niet vereist.

Ondernemers die op basis van hun hoofdactiviteit in aanmerking menen te komen voor de TOGS, maar geregistreerd staan onder een verkeerde SBI-code kunnen dit melden bij RVO.nl.

Aanvullende maatregelen voor financiering bedrijven

Er zijn bedrijven met liquiditeitsproblemen waarvoor de eerder getroffen maatregelen geen oplossing bieden. Dit zijn met eigen vermogen gefinancierde bedrijven die niet bij een bank terecht kunnen, waaronder innovatieve bedrijven en startups en scale-ups. Het kabinet heeft aanvullende economische maatregelen voor deze doelgroep getroffen.

Een coronamodule in de GO-regeling

Aan de Garantie Ondernemersfinanciering (GO-regeling) wordt een tijdelijke corona-module voor garantie op bankleningen toegevoegd. Het garantiepercentage van deze GO-C bedraagt  80% voor bedrijven met een omzet vanaf € 50 miljoen en 90% voor bedrijven met een omzet tot € 50 miljoen. Het totale garantieplafond voor de GO-regeling wordt verhoogd naar € 10 miljard. GO-C leningen hebben een maximale looptijd van drie jaar. Het kabinet overlegt met de banken over hoe de GO-C module zo snel mogelijk na goedkeuring van de Europese Commissie in werking kan worden gesteld.

Fonds voor overbruggingskredieten voor non-bancair gefinancierde bedrijven

Het kabinet zal overbruggingskredieten toegankelijk maken voor door de coronacrisis getroffen niet bancair gefinancierde bedrijven. De Regionale ontwikkelingsmaatschappijen zullen deze kredieten verstrekken. Hiervoor is als eerste tranche € 100 miljoen beschikbaar. Deze maatregel wordt aan de Europese Commissie voorgelegd en zal naar verwachting in de vierde week van april toegankelijk zijn.

Kleinere non-bancair gefinancierde bedrijven

Om het mogelijk te maken dat Qredits aan haar doelgroep overbruggingskrediet tegen een lagere rente ter beschikking kan stellen, heeft Qredits een aanvullende bijdrage van € 25 miljoen nodig.

Verlaging premie BMKB coronamodule en ophogen garantiebudget

De provisie voor de BMKB bedraagt 3,9% van het borgstellingsbedrag. Voor de coronamodulen van de BMKB wordt de provisie verlaagd tot 2%. Het kabinet benadrukt dat banken in dit verband terughoudend moeten zijn met de kosten die zij in rekening brengen aan hun klanten. Het garantiebudget van de BMKB wordt verhoogd van € 765 miljoen naar € 1,5 miljard. De coronamodule BMKB is toegankelijke voor niet-bancaire financiers na het doorlopen van een verkort schriftelijk accreditatieproces.

Herverzekering van kortlopende kredietverzekeringen

Veel bedrijven in het mkb worden bevoorraad op basis van leverancierskrediet. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de kortlopende betalingstermijnen worden verzekerd door kredietverzekeraars. Door de coronacrisis nemen de betalingsrisico’s toe en verlagen verzekeraars de toegekende verzekeringslimieten. Het ministerie van Financiën werkt aan een herverzekering voor het jaar 2020 om te voorkomen dat kredietverzekeraars genoodzaakt zijn om hun limieten terug te brengen. De details voor de herverzekeringsovereenkomst moeten nog worden uitgewerkt. Voor deze maatregel is goedkeuring vereist van de Europese Commissie. 

GLB

De Europese Commissie heeft voorgesteld om de voorschotten op subsidies in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) te verhogen. De standaard voorschotbetalingen van de directe inkomenssteun van het GLB gaan van 50 naar 70%. De standaard voorschotten voor het Agrarisch Natuurbeheer (ANLb) gaan van 75 naar 85%. Daarnaast mogen voorschotbetalingen gedaan worden zonder dat alle fysieke controles hebben plaatsgevonden. De datum van uitbetaling van voorschotten is niet vervroegd.

Het kabinet wil vanaf 1 juli in plaats van vanaf 16 oktober voorschotten kunnen uitbetalen en zou graag zien dat de voorschotbetalingen van de directe inkomenssteun worden verhoogd naar 80%. Het kabinet werkt een nationale maatregel uit om boeren in juli te laten beschikken over de GLB-inkomenssteun.

Bron: Ministerie van Economische Zaken | publicatie | 08-04-2020
april 8th, 2020|

Aanpassingen Tijdelijke noodmaatregel overbrugging behoud van werkgelegenheid

Nog voordat het UWV het aanvraagloket voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW) heeft geopend zijn de eerste aanpassingen in de regeling bekend gemaakt. De gewijzigde regeling is daarom van toepassing op alle aanvragen.

Gevolgen ontslagaanvraag

Verzoeken voor ontslag om bedrijfseconomische redenen leiden tot een verlaging van het definitieve subsidiebedrag. De uitwerking van de gevolgen van deze verzoeken op het subsidiebedrag was technisch niet juist geregeld, waardoor ontslagverzoeken minder gevolgen zouden hebben dan loonsomverlagingen. Dat was niet de bedoeling. Een verzoek om ontslag om bedrijfseconomische redenen heeft tot gevolg dat de subsidieverlaging 50% hoger is dan in het geval van het niet doorbetalen van het loon van dezelfde werknemer.

Aanpassing vaststellingstermijn

De termijn waarbinnen het UWV beslist op de definitieve subsidieaanvraag bedroeg aanvankelijk 22 weken. Deze termijn is verlengd tot 52 weken. Deze termijnverlenging moet voldoende tijd geven om aanvragen en de daarbij aangeleverde gegevens te controleren. Wel zal de definitieve vaststelling zoveel mogelijk in de eerste 22 weken plaatsvinden.

Buitenlands bankrekeningnummer

Het loonheffingennummer van een werkgever kan gekoppeld zijn aan een buitenlands rekeningnummer. Het UWV kan subsidieaanvragen met een buitenlands rekeningnummer niet behandelen. Werkgevers met een buitenlands rekeningnummer kunnen binnen vier weken een Nederlands rekeningnummer doorgeven waarop de subsidie zal worden uitbetaald.

NOW en ontslagaanvragen

In de toelichting op de regeling is verduidelijkt dat het UWV bij de behandeling van ontslagaanvragen de NOW meeweegt. De werkgever zal bij een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen gemotiveerd aannemelijk moeten maken dat ontslag niet kan worden voorkomen door een beroep op de NOW.

Daarnaast is de regeling op enkele punten van technische aard gewijzigd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | besluit | 2020-0000049112 | 08-04-2020
april 8th, 2020|

Terugbetaling ontvangen vergoeding geen negatief resultaat

Hof Den Haag is van oordeel dat een terugbetaling van een ontvangen vergoeding voor het verrichten van kinderopvang binnen familieverhoudingen niet als negatief resultaat uit overige werkzaamheden kan worden aangemerkt. De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof.

Het betrof een vader, die tegen betaling de opvang van de kinderen van zijn dochter verzorgde. De dochter had met een gastouderbureau en met haar vader een overeenkomst voor kinderopvang gesloten. De belastingdienst/Toeslagen betaalde aan de dochter een voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009. De dochter betaalde het ontvangen bedrag grotendeels aan haar vader als vergoeding voor de kinderopvang. De vader verwerkte de ontvangen bedragen in zijn aangifte als resultaat uit overige werkzaamheden. Nadat de Raad van State oordeelde dat de dochter geen recht had op het voorschot kinderopvangtoeslag, betaalde zij het ontvangen bedrag terug aan de Belastingdienst/Toeslagen. Haar vader betaalde haar een gelijk bedrag  terug. In zijn aangifte nam vader dat bedrag op als als negatief resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst accepteerde de aftrekpost niet.

Naar het oordeel van het hof was dat terecht. De betaling vloeide voort uit de familierelatie tussen vader en dochter, aangezien de vader niet bereid zou zijn om aan een ander dan een familielid de ontvangen vergoeding terug te betalen. De betaling kon daarom niet als negatief resultaat worden aangemerkt.

Volgens de Hoge Raad is het juridische uitgangspunt van het hof juist. De aftrekbaarheid van een betaling zoals die door de vader aan zijn dochter is gedaan, is afhankelijk van de oorzaak van die betaling. Als die oorzaak ligt in de familieverhoudingen kan geen aftrek plaatsvinden. Het oordeel, dat de betaling haar oorzaak vond in de familieverhoudingen, is van feitelijke aard en in cassatie niet aantastbaar omdat het niet onbegrijpelijk is.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2020513, | 02-04-2020
april 2nd, 2020|

Vakantiedagen en coronacrisis

Door de coronacrisis leven er veel vragen over vakantiedagen. Kan de werkgever een werknemer verplichten om vakantie op te nemen of mag de werkgever een werknemer vragen vakantie op te nemen?

Recht op verlof

In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat een werknemer recht heeft op vier keer het aantal uren dat hij per week werkt aan verlof. Gaan we uit van voltijds werken gedurende vijf dagen per week dan heeft de werknemer na een jaar werk dus recht op vijf maal vier is twintig dagen verlof. Dat zijn de wettelijke verlofdagen. Veel werkgevers bieden hun werknemers meer vakantiedagen dan het wettelijke minimumaantal. Deze extra dagen zijn de bovenwettelijke verlofdagen. Afspraken over bovenwettelijke verlofdagen staan in de arbeidsovereenkomst of zijn geregeld in de voor het bedrijf van de werkgever geldende cao.

Vakantiedagen tijdens coronacrisis

De werkgever kan een werknemer niet verplichten om vakantiedagen op te nemen, tenzij in de arbeidsovereenkomst of in de cao is opgenomen dat de werkgever daartoe bevoegd is. Controleer dus eerst de arbeidsovereenkomst of de cao voordat u een werknemer met verlof stuurt. 

Wel kan de werkgever de werknemer vragen om verlof op te nemen. De werknemer zal daar uitdrukkelijk mee moeten instemmen.

Wat te doen met aangevraagd verlof?

Een andere vraag is wat de werkgever moet doen met aangevraagd en verleend verlof van een werknemer. Door de coronacrisis is reizen naar een aantal bestemmingen niet mogelijk. Het kan zijn dat een geboekte reis van een werknemer niet doorgaat. De werknemer heeft in die situatie wellicht geen belang bij het opnemen van verlofdagen en vraagt de werkgever of hij kan komen werken. Voor deze situatie is in de wet niets geregeld. Het is aan de werkgever om te bepalen hoe hij met een dergelijk verzoek omgaat.

Bron: Overig | publicatie | 02-04-2020
april 2nd, 2020|

Bijzonder uitstel belastingbetaling

Ondernemers die door de coronacrisis in liquiditeitsproblemen zijn gekomen of dreigen te komen, kunnen de Belastingdienst vragen om bijzonder uitstel van betaling. Bijzonder uitstel is mogelijk voor aanslagen inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonheffingen.

Omzetbelasting en loonheffingen worden gewoonlijk betaald bij het doen van aangifte. Worden de verschuldigde omzetbelasting en/of loonheffingen niet of niet op tijd betaald, dan wordt een naheffingsaanslag opgelegd met een verzuimboete wegens te late betaling.

Aanvraag

De aanvraag voor bijzonder uitstel dient schriftelijk te gebeuren in een brief aan de Belastingdienst, postbus 100 te 6400 AC Heerlen. In de brief vraagt de ondernemer om uitstel van betaling met als reden dat hij door de uitbraak van het coronavirus in betalingsproblemen is gekomen. De Belastingdienst heeft inmiddels op de website een formulier ‘Verzoek bijzonder uitstel van betaling voor 3 maanden’ geplaatst. Met dat formulier kan een ondernemer in een keer uitstel aanvragen voor alle aanslagen inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonheffingen. 

De Belastingdienst verleent automatisch drie maanden uitstel van betaling. Opgelegde boetes voor het niet op tijd betalen van omzetbelasting of loonheffingen hoeven niet te worden betaald. Na de ontvangst van het verzoek om bijzonder uitstel stopt de Belastingdienst eventuele reeds getroffen invorderingsmaatregelen. 

Let op! Ongeacht de rechtsvorm van de onderneming moet bij het gebruik van het onlineformulier worden ingelogd met DigiD. Wanneer het gaat om een rechtspersoon moet een werknemer of de adviseur inloggen met zijn eigen DigiD. De DigiD is alleen nodig om in te loggen en wordt niet opgeslagen.

Verklaring derde-deskundige

Normaliter moet bij een verzoek om bijzonder uitstel van betaling een verklaring van een derde-deskundige, bijvoorbeeld een accountant, worden gevoegd. Dat is nu niet nodig, tenzij het verzoek een langere periode betreft dan drie maanden. In dat geval zal de Belastingdienst om aanvullende informatie vragen, waaronder mogelijk een verklaring van een derde-deskundige.

Aangifte

De Belastingdienst vraagt ondernemers om op tijd aangifte te doen en te wachten tot er een aanslag is opgelegd voordat zij bijzonder uitstel van betaling aanvragen. Zonder aanslag is bijzonder uitstel niet mogelijk. 

Bron: Belastingdienst | publicatie | 02-04-2020
april 2nd, 2020|

JA, IK WIL ONLINE BOEKHOUDEN ZONDER GEDOE!


    Go to Top