Nieuws
Houd deze pagina in de gaten voor het laatste nieuws en onze inloopspreekuren.
Bedragen minimumloon per 1 januari 2021
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de bedragen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag per 1 januari 2021 vastgesteld. Voor werknemers van 21 jaar en ouder geldt het volledige minimumloon. Voor jongere werknemers geldt een leeftijdsafhankelijk percentage van het volledige minimumloon.
| Leeftijd | Staffelpercentage | Per maand | Per week | Per dag |
|---|---|---|---|---|
| 21 jaar en ouder | 100% | € 1.684,80 | € 388,80 | € 77,76 |
| 20 jaar | 80% | € 1.347,85 | € 311,05 | € 62,21 |
| 19 jaar | 60% | € 1.010,90 | € 233,30 | € 46,66 |
| 18 jaar | 50% | € 842,40 | € 194,40 | € 38,88 |
| 17 jaar | 39,5% | € 665,50 | € 153,60 | € 30,72 |
| 16 jaar | 34,5% | € 581,25 | € 134,15 | € 26,83 |
| 15 jaar | 30% | € 505,45 | € 116,65 | € 23,33 |
Het bruto minimumuurloon is niet alleen afhankelijk van de leeftijd, maar ook van het aantal gewerkte uren per week. Per 1 januari 2021 gelden de volgende bedragen.
| Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
|---|---|---|---|
| 21 jaar en ouder | € 10,80 | € 10,24 | € 9,72 |
| 20 jaar | € 8,65 | € 8,19 | € 7,78 |
| 19 jaar | € 6,49 | € 6,14 | € 5,84 |
| 18 jaar | € 5,40 | € 5,12 | € 4,86 |
| 17 jaar | € 4,27 | € 4,05 | € 3,84 |
| 16 jaar | € 3,73 | € 3,54 | € 3,36 |
| 15 jaar | € 3,25 | € 3,07 | € 2,92 |
Bruto minimumloon per uur voor werknemer die de beroepsbegeleidende leerweg volgen, afhankelijk van het reguliere aantal gewerkte uren per week.
| Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
|---|---|---|---|
| 20 jaar | € 6,65 | € 6,30 | € 5,98 |
| 19 jaar | € 5,67 | € 5,38 | € 5,11 |
| 18 jaar | € 4,92 | € 4,66 | € 4,43 |
Geen compensatie voor box-3-belasting in de jaren 2013-2016
In een brief aan de Tweede Kamer zegt de staatssecretaris van Financiën dat de belastingheffing in box 3 in de jaren 2013 tot en met 2016 niet in strijd is met het Europese recht, zoals dit is vastgelegd in het EVRM. De staatssecretaris baseert dit op arresten van de Hoge Raad en een notitie van het Centraal Planbureau. Dat betekent dat financiële compensatie voor belastingplichtigen niet aan de orde is. De staatssecretaris plaatst daarbij de kanttekening dat als ontwikkelingen in de jurisprudentie daartoe aanleiding geven hij zijn conclusie zal heroverwegen.
Het CPB heeft onderzoek gedaan naar de rendementen in de jaren 2013 tot en met 2016 op drie vermogenscategorieën:
- direct opneembare spaarrekeningen;
- termijndeposito’s (met looptijden van 1, 5 en 10 jaar);
- Nederlandse staatsobligaties.
In geen van de onderzochte jaren was het gemiddeld haalbare rendement op elke vermogenscategorie afzonderlijk lager dan 1,2%. Door belastingplichtigen wordt gezegd dat sprake is van een schending van het EVRM als het gemiddelde rendement van de drie vermogenscategorieën tezamen lager is dan 1,2%. Hof Den Haag heeft in een uitspraak uit 2019 vastgesteld dat in 2015 het gemiddelde rendement van de drie vermogenscategorieën tezamen lager was dan 1,2%. De staatssecretaris is van mening dat deze berekeningswijze niet juist is, omdat deze niet aansluit bij de uitgangspunten van de Hoge Raad.
Het box 3-stelsel is per 1 januari 2017 gewijzigd door de invoering van drie vermogensschijven met ieder een eigen verdeling tussen sparen en beleggen. Het stelsel moet daardoor beter aansluiten bij het werkelijk behaalde rendement.
De staatssecretaris gaat juridisch advies inwinnen over een mogelijke tegenbewijsregeling in box 3. Belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld in box 3 zouden op die manier aannemelijk moeten kunnen maken dat de huidige heffing te hoog is.
Wijziging NOW-1 in verband met vaststelling accountantsprotocol en derdenverklaring
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) gewijzigd. De wijziging betreft de vaststelling van het accountantsprotocol en van het formulier voor de derdenverklaring.
Bedragen NHG 2021 bekend
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de bedragen voor de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) voor het jaar 2021 bekendgemaakt. De premie die voor de garantie betaald moet worden, bedraagt evenals in 2020 0,7% van de hypotheeklening. Om voor de NHG in aanmerking te komen geldt een bovengrens van € 325.000. Wanneer aanvullende energiebesparende voorzieningen worden meegefinancierd bedraagt de bovengrens € 344.500. In 2020 waren deze bedragen € 310.000 zonder energiebesparende voorzieningen en € 328.600 met energiebesparende voorzieningen.
Aanpassingen in vennootschapsbelasting
Dit voorjaar heeft de Adviescommissie belastingheffing van multinationals een rapport uitgebracht. Naar aanleiding daarvan komt het kabinet met wetgeving om twee door de commissie voorgestelde maatregelen per 1 januari 2022 in werking te laten treden. De eerste maatregel beperkt de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting boven een bedrag van € 1 miljoen tot maximaal 50% van de belastbare winst. Daar staat tegenover dat de mogelijkheid om verliezen te verrekenen met latere winsten in de tijd onbeperkt wordt. De huidige termijn van zes jaar vervalt daarmee. Deze wijziging is inmiddels via een nota van wijziging opgenomen in het Belastingplan 2021.
De tweede maatregel zal in het voorjaar van 2021 in een afzonderlijk wetsvoorstel worden aangeboden aan de Tweede Kamer. Deze maatregel houdt in dat het arm’s-lengthbeginsel effectief niet langer wordt toegepast in de situatie waarin dit zou leiden tot een verlaging van de belastbare winst in Nederland terwijl het andere land dat bij de transactie is betrokken de corresponderende correctie niet of voor een lager bedrag in haar belastinggrondslag betrekt.
Denk aan de herziening aftrek voorbelasting
De btw op bedrijfsmiddelen komt in aftrek naar gelang van de mate waarin u de bedrijfsmiddelen voor btw-belaste prestaties gebruikt. Heeft u de btw op bedrijfsmiddelen in het verleden geheel of gedeeltelijk in aftrek gebracht, dan moet de aftrek worden herzien als de mate van gebruik voor belaste prestaties is veranderd. Voor onroerende zaken is de herzieningstermijn negen jaar, volgend op het jaar waarin u de zaak bent gaan gebruiken. Voor roerende zaken, waarop wordt afgeschreven, bedraagt de herzieningstermijn vier jaar volgend op het jaar van ingebruikname. De herziening verwerkt u in de laatste aangifte van het jaar.





