Nieuws
Houd deze pagina in de gaten voor het laatste nieuws en onze inloopspreekuren.
Navordering ter correctie giftenaftrek
Wanneer aanvankelijk te weinig belasting is geheven kan de Belastingdienst dat corrigeren door het opleggen van een navorderingsaanslag. Om een navorderingsaanslag op te kunnen leggen moet de Belastingdienst beschikken over een nieuw feit. Dat is een feit dat ten tijde van het opleggen van de oorspronkelijke aanslag niet bekend was bij de Belastingdienst.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van een stichting. Daaruit bleek dat in het jaar 2012 belastingplichtigen gezamenlijk voor meer dan € 3 miljoen aan giften aan de stichting in aftrek hadden gebracht, terwijl in de jaarstukken van de stichting minder dan € 600.000 aan ontvangen giften was verantwoord. De stichting heeft in 2012 meer kwitanties uitgeschreven dan zij in haar administratie verantwoordde. De jaarstukken van 2013 vermeldden een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties, terwijl diverse belastingplichtigen in totaal € 3,4 miljoen aan giften aan de stichting hebben aangegeven. Op 6 januari 2014 is de ANBI-status van de stichting met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 ingetrokken. De FIOD is in 2015 een strafrechtelijk onderzoek gestart naar de stichting en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en donatieverklaringen. Particulieren kochten de kwitanties van de stichting voor 10 tot 15% van het op de kwitantie vermelde bedrag.
De uitkomst van het onderzoek van de FIOD was aanleiding voor het opleggen in 2017 van een navorderingsaanslag inkomstenbelasting aan iemand die in 2012 een bedrag van € 3.000 aan giften aan de stichting in aftrek had gebracht. Bij de behandeling van de aangifte IB 2012 had de belanghebbende na vragen van de inspecteur door de stichting verstrekte kwitanties overhandigd. Daarna werd de giftenaftrek geaccepteerd. Volgens Hof Den Haag beschikte de Belastingdienst over het voor navordering vereiste nieuwe feit. Dat nieuwe feit was niet gelegen in het onderzoek van de Belastingdienst naar de ANBI-status van de stichting of de intrekking van die status, maar in de uitkomsten van het onderzoek van de FIOD. Pas daarmee werd de handel in valse kwitanties bekend.
Subsidieregeling maatwerkafspraken duurzame inzetbaarheid
Uitvloeisel van het in 2019 gesloten pensioenakkoord is een subsidieregeling voor sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Het pensioenakkoord bevat afspraken over duurzame inzetbaarheid. Die afspraken moeten eraan bijdragen dat ook mensen die zwaar werk doen hun pensioen gezond werkend kunnen bereiken.
De subsidieregeling heeft de naam tijdelijke maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU). Sociale partners in de diverse sectoren kunnen in een samenwerkingsverband subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden en het faciliteren van langer doorwerken, het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die vrijgesteld zijn van de extra belastingheffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU) en het introduceren van faciliteiten voor werkenden om inzicht te krijgen in de effecten op inkomen en pensioenuitkering bij het gebruik maken van diverse regelingen. De MDIEU loopt van 2021 tot en met 2025. Voor deze regeling is in totaal € 964 miljoen beschikbaar.
In de periode tot en met 2025 kunnen werkgevers gebruik maken van een tijdelijke beperking van de extra belastingheffing voor RVU. Deze pseudo-eindheffing van 52% geldt niet voor zover de uitkeringen niet uitkomen boven de drempelvrijstelling van de netto-AOW mits de uitkeringen niet meer dan drie jaar voor de AOW-leeftijd ingaan. Een werknemer kan zo tot drie jaar eerder een met de AOW vergelijkbare situatie bereiken.
Werkgevers kunnen met hun werknemers afspraken op maat maken over eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen ook afspraken maken voor specifieke groepen werknemers waarvan zij menen dat de zwaarte van het werk, in combinatie met de verhoging van de AOW-leeftijd van de afgelopen jaren, het moeilijk maakt om door te werken tot hun pensioen.
Drempelvrijstelling RVU
Als uitvloeisel van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen is met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 in de Wet op de loonbelasting een drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) opgenomen. De vrijstelling geldt voor uitkeringen tot een bedrag gelijk aan het gebruteerde netto-ouderdomspensioen per maand volgens de Algemene Ouderdomswet. In verband met de indexeringsvoorschriften is het aanvankelijk in de wet opgenomen bedrag van € 1.767 vervangen door € 1.847.
Heffing reclamebelasting voor klok aan gevel
De Gemeentewet biedt gemeenten de mogelijkheid om een reclamebelasting in te stellen. Dat is een belastingheffing ter zake van openbare aankondigingen, die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg en zich bevinden binnen daatoe aangewezen gebieden.
Aan de buitengevel van de werkplaats van een uurwerkhersteller hing een klok, die vanaf de openbare weg zichtbaar was. De werkplaats was gelegen binnen het in de gemeentelijke belastingverordening aangewezen gebied waar de reclamebelasting van toepassing was. De vraag of de klok was aan te merken als een openbare aankondiging beantwoordde Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigend.
Volgens vaste jurisprudentie wordt onder “openbare aankondiging” verstaan een tot het publiek gerichte mededeling, die erop is gericht de belangstelling van het publiek te trekken voor een dienst, een product of een boodschap. De omstandigheid dat de belanghebbende met de uiting niet het oogmerk heeft om de belangstelling van het publiek te trekken maakt op zichzelf niet dat geen sprake is van een “openbare aankondiging”.
De klok waarover de procedure ging, paste qua vormgeving bij de bouwstijl van de werkplaats. De klok had de zelfde kleur als de kozijnen en de deur van de werkplaats en was dwars op de gevel geplaatst, zodat hij van twee kanten zichtbaar was. Daarmee vormde de klok een tot het publiek gerichte mededeling die erop gericht was de belangstelling van het publiek te trekken voor de diensten van de uurwerkhersteller.
De omstandigheid dat de ramen van de werkplaats aan de straatzijde zijn afgeplakt, zodat vanaf de openbare weg niet zichtbaar is welke activiteiten in het pand plaatsvinden, is geen aanleiding voor een afwijkend oordeel.
Besluit noodmaatregelen coronacrisis gewijzigd
De staatssecretaris van Financiën heeft het Besluit noodmaatregelen coronacrisis gewijzigd. De wijziging betreft de eerder aangekondigde verlenging van de goedkeuring voor het ongewijzigd doorlopen van een vaste reiskostenvergoeding tot 1 april 2021, ondanks een gewijzigd reispatroon. De goedkeuring is beperkt tot vaste reiskostenvergoedingen die voor 13 maart 2020 zijn toegekend aan de werknemer.
Vooruitbetaalde rente eigen woning
De betaalde rente over de eigenwoningschuld behoort tot de aftrekbare kosten van de eigen woning. Deze rente is aftrekbaar op het tijdstip waarop de rente is betaald, verrekend, ter beschikking gesteld of rentedragend geworden. Aan de vraag naar het tijdstip van aftrek gaat de vraag vooraf of en in hoeverre het gaat om voor aftrek in aanmerking komende eigenwoningrente. Of van eigenwoningrente sprake is, moet worden beoordeeld aan de hand van de Wet IB 2001.
Vooruitbetaalde rente moet worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking heeft. Vooruitbetaalde rente, die betrekking heeft op de periode na het overlijden van de belastingplichtige, kan niet worden aangemerkt als rente van een eigenwoningschuld. Vanaf het moment van overlijden is de woning geen eigen woning meer van de overledene. Volgens het systeem van de wet zou de aftrek van vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op de periode na overlijden beperkt moeten worden. Of op het moment van betaling verondersteld kon worden dat de vooruitbetaalde rente geheel betrekking zou hebben op een eigenwoningschuld doet daaraan niet af.
In de Wet IB 2001 is bepaald dat vooruitbetaalde rente niet in aanmerking wordt genomen als deze betrekking heeft op tijdvakken die eindigen later dan zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de rente is betaald. Deze vooruitbetaalde rente wordt geacht in gelijke delen te zijn voldaan in elk van de op het jaar van betaling volgende kalenderjaren waarop de rente betrekking heeft. Volgens deze bepaling wordt in het jaar van overlijden van een belastingplichtige de resterende, tot dat moment buiten aanmerking gebleven, vooruitbetaalde rente in aftrek gebracht. Uit de tekst van de wetsbepalingen volgt dat bij overlijden van de belastingplichtige niet van belang is dat de vooruitbetaalde rente, die betrekking heeft op de periode na overlijden, in economische zin geen eigenwoningrente is.
De Hoge Raad vindt niet voorstelbaar dat de wetgever over een langere periode vooruitbetaalde rente bij overlijden wel alsnog in aftrek zou willen toelaten en over een kortere periode betaalde rente niet. Een redelijke wetstoepassing brengt daarom mee dat in het jaar van overlijden vooruitbetaalde rente die betrekking heeft op de periode na overlijden in dat jaar in aftrek kan worden gebracht. De Hoge Raad heeft de andersluidende uitspraak van Hof Den Bosch vernietigd.